volksgezondheid
De aanpak MDA++ voor de meest ernstige en structurele vormen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling.
Wanneer het geweld maar niet stopt…
Niels Gerrits, Ria Andrews, Paul Uitewaal
Langdurig ernstig huiselijk geweld heeft enorme impact op betrokkenen en maatschappij. Levenslang getraumatiseerde kinderen, slachtoffers met ernstige psychische en vaak lichamelijke problemen en plegers die herhaaldelijk met justitie in aanraking komen: naast persoonlijk leed brengt het hoge maatschappelijke kosten met zich mee.
Het stoppen van dit geweld vereist een langdurige, stevige en goed gecoördineerde aanpak. Daarin voorziet MDA++, een aanpak die staat voor lange termijn, systeemgericht, multidisciplinair, specialistisch en intersectoraal. Sinds 2018 wordt de aanpak ook in regio Haaglanden toegepast. GGD Haaglanden ondersteunt de ontwikkeling ervan door tussentijdse evaluaties. Dit artikel beschrijft de start en voortgang van MDA++ met onder andere als resultaat sterk verbeterde coördinatie en sturing en intensieve aandacht voor de relatie met het gezin via de casusregisseur.
Ernstig en structureel huiselijk geweld vereist adequaat ingrijpen
Huiselijk geweld kan samenhangen met een aanwijsbare oorzaak als armoede, alcoholmisbruik of werkeloosheid. De combinatie van plotselinge, diep ingrijpend gebeurtenissen en onmacht kan leiden tot huiselijk geweld. De hulpverlening kan zo’n gezin helpen door de belangrijkste problemen aan te pakken, waarmee de stress en daarmee ook de kans op huiselijk geweld zal verminderen. Bij dit type van (situationeel) huiselijk geweld volstaat meestal de reguliere hulpverlening.
Er zijn echter ook gezinnen waarbij het huiselijk geweld ernstig en structureel is, en zich afspeelt tegen een achtergrond van multiproblematiek. Er is dan bijvoorbeeld sprake van zowel schuldenproblematiek, verslaving, licht verstandelijke beperking (LVB) en/of persoonlijkheidsproblematiek. Deze gezinnen hebben nogal eens een klein sociaal netwerk waardoor steun van buitenaf ontbreekt en er weinig zicht is op wat er achter de voordeur speelt. Vaak zijn er bij deze gezinnen meerdere hulpverleners betrokken.
Soms escaleert zo’n situatie met in het uiterste geval een dodelijke afloop, zoals het drama rond het vermoorde kind Savanna (Alphen a/d Rijn 2004) of het gezinsdrama in Den Haag (2005). Naar aanleiding van deze laatste tragische gebeurtenis verschijnt het rapport van de commissie Diekstra in 2006. De belangrijkste aanbevelingen uit dit rapport zijn: waarborg de noodzakelijke informatie-uitwisseling tussen partners betrokken bij een gezin, zorg voor een adequate risicotaxatie van de situatie, en zorg voor de vereiste afstemming en samenwerking tussen hulpverlening en beschermingsmaatregelen.1
Deze maatregelen blijken echter in de praktijk niet eenvoudig te realiseren. Discontinuïteit en onvoldoende langdurige hulp door wisselende hulpverleners of regels van de hulpverlenende instanties en het niet mogen delen van relevante gegevens door de privacywet (AVG), staan adequate hulp in de weg. Dit alles komt de hulpverlening en het vertrouwen van het gezin in de hulpverlening niet ten goede.
De aanloop naar de ontwikkeling van MDA++
In 2014 blijkt uit onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut dat de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling nog lang niet afdoende is. In gezinnen die in de periode 2009-2012 zijn gevolgd waarbij sprake was van ernstig fysiek geweld, is het geweld na 1,5 jaar – ondanks hulpverlening – niet significant verminderd.2 Er zouden twee belangrijke elementen in de aanpak ontbreken: 1) onvoldoende vertaling van de complexiteit van de situatie in een goed op elkaar afgestemde multidisciplinaire aanpak; 2) onvoldoende kennis bij de hulpverleners over hoe het geweldspatroon succesvol kan worden doorbroken.3
Naar aanleiding van de bevindingen van dit en andere onderzoeken hebben de ministeries van Justitie en Veiligheid, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een landelijk programma opgesteld: Geweld Hoort Nergens Thuis (GHNT).4
Doel van dit programma is huiselijk geweld en kindermishandeling eerder in beeld te krijgen, het zo snel mogelijk te stoppen en de achterliggende problematiek duurzaam op te lossen.
Vervolgens wordt in 2017 op basis van het VNG-programma “Doorontwikkeling Veilig Thuis”5 het kwaliteitskader voor een Multidisciplinaire Aanpak of MDA++ ontwikkeld. Daarbij stelt men dat ‘op basis van beschikbare kennis de verwachting is gerechtvaardigd dat deze aanpak leidt tot stoppen van het geweld, realiseren van duurzame veiligheid, herstel van ontwikkelkansen en kwaliteit van leven’. In de loop van 2018 moest in heel Nederland MDA++ actief zijn, waarbij vooral sturing op samenwerking, in de uitvoering en op randvoorwaarden noodzakelijk zou zijn.6
MDA++ in Haaglanden
In april 2018 gaat in regio Haaglanden MDA++ van start. GGD Haaglanden is vanaf de start bij MDA++ betrokken en ondersteunt door tussentijdse evaluaties de verdere ontwikkeling ervan.
MDA++ staat voor: lange termijn, systeemgericht, multidisciplinair, specialistisch (eerste +), intersectoraal (tweede +).7 Gezinnen die in aanmerking komen voor MDA++ kennen meestal een lange geschiedenis van huiselijk geweld. Er zijn problemen op meerdere leefgebieden, er is een hoog risico op escalatie en het is de reguliere hulpverlening niet gelukt het geweld te laten stoppen. MDA++ is een intensieve aanpak van psychosociale, medische, forensische en justitiële specialisten, meestal in nauwe samenwerking met andere betrokken partijen zoals school, familie, lokaal veld en uiteraard het gezin zelf.8
De kern van MDA++ is de verbeterde samenwerking tussen de verschillende organisaties en sectoren. Door regelmatig overleg tussen alle benodigde partijen wordt de kracht van de verschillende sectoren (welzijn, zorg en justitie) gebundeld. MDA++ faciliteert de uitwisseling van informatie tussen de bij het gezin betrokken hulpverleners. Hierdoor is iedereen op de hoogte van de gebeurtenissen uit het verleden en van de meest recente ontwikkelingen binnen een gezin.
Door deze opzet kunnen organisaties elkaar waar nodig versterken of ondersteunen, en zodoende de aanpak effectiever maken. Onder leiding van een voorzitter (later procesregisseur genoemd) bespreekt de expertpool (een team van deskundigen) van MDA++ de casus. Deze expertpool kent vaste vertegenwoordigers van organisaties die vaak betrokken zijn bij huiselijk geweld of kindermishandeling, zoals Perspektief, YOUZ, MEE of Brijder. Daarnaast sluiten ook vertegenwoordigers van andere bij het gezin betrokken partijen aan. De expertpool van MDA++ volgt het proces en bepaalt en adviseert wat er zou moeten gebeuren. De leden van de expertpool stellen (veiligheids)afspraken op voor het gezin, maar zijn zelf geen uitvoerende instantie. De contacten tussen de expertpool en het gezin verlopen via de casusregisseur. De casusregisseur heeft een uitgebreid pakket van aandachtspunten (zie box) en is het aanspreekpunt voor het gezin volgens het principe één gezin, één plan, één regisseur. Dit voorkomt tegenstrijdige adviezen, garandeert continuïteit en er wordt een behandelrelatie met de betrokkenen opgebouwd. Mogelijk is het winnen van vertrouwen wel de belangrijkste taak van de regisseur.
Analyse van de eerste 35 casussen
Alle meldingen van huiselijk geweld en/of kindermishandeling komen samen bij Veilig Thuis (VT).
In Haaglanden (2021) waren dit 9320 meldingen.9 Op basis van de informatie en al aanwezige oude informatie bepaalt VT of een casus in aanmerking komt voor MDA++. Dit is uiteindelijk maar een heel klein deel van alle door VT behandelde casussen (in Haaglanden rond de 1%).
In januari 2020 zijn sinds de start van MDA++ in Haaglanden 35 casussen in behandeling genomen. Uit een eerste procesevaluatie blijkt dat de opzet van MDA++ overeenkomt met de theoretisch beschreven visie. Een analyse toont dat al deze casussen in ruime mate voldoen aan de gestelde criteria voor MDA++. De belangrijkste zijn: middelengebruik, psychische problematiek, licht verstandelijke beperking (LVB) en een lange voorgeschiedenis van huiselijk geweld. Veel van de problemen waarmee de leden van het gezin mee kampen komen in een onderzoek van het Trimbos-instituut naar voren als voorspellende factoren voor een ‘hermelding’ huiselijk geweld.10 Veelal spelen ook financiële problemen en sociale isolatie (gezinnen zonder of met een zeer klein sociaal netwerk) een rol. Bij tweederde van de gezinnen gaat het om een gebroken gezinsverband. In alle gevallen gaat het om een moeder met een of meerdere kinderen, waarvan 68% van de kinderen minderjarig is. In eenderde van de gezinnen is er een partner aanwezig.
Alle gezinnen hebben te maken gehad met bemoeienis van politie en hulpverlening. De casusbeschrijvingen vermelden herhaaldelijk: ‘negatief staan van het slachtoffer tegenover hulpverlening, wantrouwen en het niet willen doen van aangifte’. Zo weigert een moeder met een LVB alle hulpverlening en is een andere moeder bang dat de kinderen uit huis worden geplaatst. De bij de MDA++ -aanpak betrokken partijen staan dus voor de moeilijke taak vertrouwen te winnen en een passend antwoord te zoeken op de langer bestaande geweldspatronen met soms niet of moeilijk te veranderen achterliggende oorzakelijke factoren.
Casus A
Een licht verstandelijk beperkte, in het verleden emotioneel beschadigde en alcoholverslaafde vrouw wordt ernstig mishandeld door haar partner. Haar minderjarige zoontje is hiervan herhaaldelijk getuige. De vrouw is gemotiveerd om haar situatie te veranderen, maar heeft ook behoefte aan gezelschap en alcohol waardoor ze steeds weer contact zoekt met haar inmiddels ex-partner. Dit ondanks de (veiligheids-)afspraak geen contact meer met hem te hebben.
Veiligheid voorop
De aanpak van MDA++ werkt volgens de principes van gefaseerde ketenzorg. Essentieel daarin is dat als eerste het geweld stopt, zodat er directe veiligheid ontstaat. Voldoende directe veiligheid geeft rust en ruimte voor de betrokkenen om aandacht te besteden aan de problemen die een duurzame veiligheid in de weg staan. Om directe veiligheid te waarborgen wordt met het gezin een veiligheidsplan opgesteld, waaraan ieder gezinslid zich dient te houden. Dit gebeurt veelal op vrijwillige basis. Dit veiligheidsplan bevat een aantal bodemeisen die volgens het team nodig zijn om de directe veiligheid te garanderen. Het overtreden van deze bodemeisen betekent dat de directe veiligheid in gevaar komt. Knelpunt hierbij is dat het niet altijd lukt om met alle betrokken gezinsleden afspraken te maken. Zo is de geweldspleger soms niet betrokken doordat deze gedetineerd of onvindbaar is, of weigert mee te werken. Ook het streven om het netwerk te betrekken bij het toezien op of helpen bij het zich houden aan de veiligheidsafspraken, lukt niet altijd doordat er onvoldoende netwerk bij het gezin is betrokken.
Casus A (vervolg)
Ondanks het contactverbod, gaat de vrouw steeds openlijker met haar (ex)partner om. Uiteindelijk herhalen de gewelddadigheden zich. Haar kind is aantoonbaar bang voor de partner en school ziet gedragsproblemen bij het kind. Uithuisplaatsing van het kind wordt overwogen: ter bescherming van het kind maar ook als dwangmiddel naar de vrouw om zich toch te houden aan de veiligheidsafspraken. Zij lijkt nu toch te willen meewerken en van een uithuisplaatsing wordt afgezien.
Wanneer cliënten niet willen of kunnen meewerken moet de directe veiligheid worden gerealiseerd via een dwang- of drangkader. In de beginperiode van MDA++ bleek dit moeizaam te realiseren, maar gaandeweg zijn hierin belangrijke stappen gezet. Veel vaker dan voorheen zitten tijdens het MDA++ overleggen de drie reclasseringsorganisaties (3RO), Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) aan tafel die vanuit een dwang- en drangkader kunnen werken. Een stevige band tussen MDA++ en het Openbaar Ministerie is hierbij van groot belang. Echter, hiermee wordt niet het hele probleem van het zich niet houden aan de veiligheidsafspraken opgelost. Niet elke overtreding is zichtbaar of ernstig genoeg voor een justitieel traject. Daarbij moeten maatregelen als een gedwongen uithuisplaatsing van een minderjarig kind goed worden gewogen en alleen met de grootste terughoudendheid worden ingezet.
Risico-gestuurde zorg
Het rapport Diekstra benadrukt het belang om een goede risicotaxatie van iedere situatie te maken.1 Dit gebeurt tijdens de MDA++-overleggen met een veiligheidsschaal van 0 tot 10, waarbij 0 staat voor ‘totaal onveilig’ en 10 voor ‘geen onveiligheid’. Hulpverlening en maatregelen worden hierop aangepast. De mate van veiligheid fluctueert en moet gedurende het hele MDA++ -traject worden gemonitord. Wanneer er een score op de veiligheidsschaal van 6 of hoger is bereikt (voldoende veilig), richt de hulpverlening zich op de belangrijkste risicofactoren die in relatie staan tot de onveiligheid met als doel stabiele veiligheid te creëren. Aanbevolen wordt risicofactoren met het grootste effect op veiligheid te prioriteren.5
Dit blijkt echter niet eenvoudig. Het is lastig het grote aantal problemen te prioriteren, waarbij de verschillende betrokken professionals verschillende problemen belangrijk vinden. Ontbrekende informatie kan de probleemanalyse vertragen, waardoor belangrijke maar minder urgente problemen voorrang kunnen krijgen. Soms volgt een nieuw MDA++ -overleg pas na een nieuwe escalatie, of bij nieuwe problematiek. Er bestaat dan het risico dat er (te)veel wordt ingezoomd op deze nieuwe feiten en de aanpak een ad hoc of reactief karakter krijgt. Dit vraagt om een goede regie. De aanvankelijke opzet met een wisselend voorzitterschap voldeed hier onvoldoende aan. Daarom zijn er in de huidige invulling van MDA++ twee vaste procesregisseurs (voorheen voorzitters), met elk hun eigen team (expertpool) en caseload.
Aandachtpunten Casusregisseur (uit Kwaliteitskader MDA++)6
- Zorgt dat er een goede samenwerkingsrelatie ontstaat met het gezin.
- Zorgt dat de ingezette zorg vervolgens risicogestuurd en maximaal afgestemd is op het cliëntsysteem.
- Is het herkenbare en vertrouwde gezicht voor het gezin.
- Voert ook de regie op het gefaseerde zorgproces. Het gezamenlijke plan is het belangrijkste middel in de regie.
De casusregie op het geheel wordt belegd bij de al bestaande functionarissen met regie in hun pakket van het gebiedsteam (één gezin, één plan, één regisseur), Veilig Thuis, de gecertificeerde instelling of de Reclassering.
Sleutelrol voor de casusregisseur
Ieder gezin krijgt een eigen casusregisseur. Na de start van MDA++ bleek dat er niet altijd een geschikte persoon beschikbaar was. De casusregisseurs waren afkomstig uit verschillende organisaties en hadden door hun verschillende achtergrond ook wisselende taakopvattingen. De rol van casusregisseur is nu verstevigd en daardoor komt deze belangrijke functie beter tot zijn recht. Doordat het MDA++ traject vaak langdurig is (langer dan een jaar), komen wisselingen van casusregisseur gedurende dit traject helaas voor. Dit schaadt de band die moet ontstaan tussen regisseur en gezin. Daarbij heeft de casusregisseur de taak relevante veranderingen of escalaties binnen het gezin te rapporteren aan de procesregisseur van het MDA++ -team, zodat de casus opnieuw kan worden besproken met de MDA++ -expertpool. Hierdoor kan er geen sprake zijn van geheimhouding, wat het vertrouwen verder kan schaden.
Bij het gezin betrokken organisaties hebben hun eigen werkwijze en streven hierbij hun eigen (hulp)doelen na, die mogelijk niet stroken met het veiligheidsplan. Hoewel MDA++ uitwisseling van gegevens moet faciliteren, zijn de organisaties toch niet altijd op de hoogte van elkaars plannen. De verschillende hulpverleningstrajecten kunnen daardoor nog steeds door elkaar lopen, waarbij er onduidelijkheid is over welke problemen in welke volgorde worden aangepakt. Wanneer het dan niet duidelijk is wie het centrale aanspreekpunt is, geeft dit onrust bij het gezin. Het is de niet eenvoudige taak van MDA++ en de casusregisseur de hulpverlening tot één plan te stroomlijnen. Dit vraagt om een goed getrainde, gespecialiseerde casusregisseur die vanuit MDA++ contact onderhoudt met alle gezinsleden, de casus monitort, toeziet op de uitvoering van het veiligheidsplan en de mogelijkheid heeft dit bij te sturen.
Bespreking
De enorme impact van langdurig ernstig huiselijk geweld op betrokkenen en maatschappij kan niet worden overschat. De gevolgen van dergelijk geweld, zoals levenslang getraumatiseerde kinderen, slachtoffers met ernstige psychische en vaak lichamelijke problemen en plegers die herhaaldelijk met justitie in aanraking komen, brengen, naast het enorme persoonlijke leed, ook hoge maatschappelijke kosten met zich mee. Bovendien is er een vergrote kans dat dit patroon van gewelddadigheid zich in volgende generaties herhaalt (intergenerationele overdracht).11 Het stoppen van dit geweld vraagt om een langdurige stevige en goed gecoördineerde aanpak die tot voor kort niet voorhanden was.
De bij MDA++ Haaglanden betrokken partijen hebben sinds de start in augustus 2018 noemenswaardige vooruitgang geboekt. Voor het opstellen en succesvol uitvoeren van een plan-van-aanpak op basis van alle beschikbare kennis om langdurig ernstig huiselijk geweld te laten stoppen, dienen de randvoorwaarden op orde te zijn, en moet actief worden gestuurd op samenwerking en uitvoering.
Zo ontbrak het aanvankelijk aan een geschikte, veilige locatie en in de praktijk bleek een krachtiger sturing van het proces en de vergaderingen nodig. De samenwerking tussen de justitiële, medische en zorgketen was niet optimaal en het was zoeken hoe om te gaan met hulpverlening, drang en dwang. Ook de afstemming met het gezin zelf en anderen betrokkenen (school, familie, lokaal veld, etc.) leverde problemen op. Niet alle gezinsleden kunnen of willen aan dit proces meewerken en niet altijd bestaat er een sociaal netwerk.
Inmiddels is MDA++ ondergebracht bij het Zorg- en Veiligheidshuis Haaglanden, de coördinatie en sturing zijn verbeterd en de relatie met het gezin heeft in de persoon van de casusregisseur serieuze aandacht gekregen.
Goed nieuws is het besluit begin 2022 om de MDA++--aanpak in regio Haaglanden structureel te financieren. Hierdoor ligt de weg open voor een verdere ontwikkeling en uitrol van de aanpak. Het zal altijd veel tijd, creativiteit en geduld vragen om de complexe situaties waar MDA++ mee wordt geconfronteerd om te vormen tot duurzame, relatief veilige situaties. Dit is en blijft een zaak van lange adem. Met de MDA++-aanpak is een belangrijke stap in de goede richting gezet.
Over de auteurs
Dhr. N.J.H.M. Gerrits, MSc, PhD is epidemiologisch onderzoeker, GGD Haaglanden, Mw. R. Andrews is programmamanager huiselijk en seksueel geweld, GGD Haaglanden
Dhr. P.J.M. Uitewaal, MD, PhD is senior epidemiologisch onderzoeker, GGD Haaglanden.
Referenties
- Diekstra R.F.W, Korthuis S.E., Oskam E.H. Voldoende schakels maar geen keten. Advies van de commissie Diekstra inzake Haags gezinsdrama. 4 mei 2006.
- Tierolf B, Lünnemann K, Steketee M. Doorbreken geweldspatroon vraagt gespecialiseerde hulp. Onderzoek naar effectiviteit van de aanpak huiselijk geweld in de G4. Verwey-Jonker instituut, Utrecht, Mei 2014.
- Pattje W. De uitwerkingsnotitie voor de MDA++ voorziening in de regio Haaglanden, definitieve versie 3.1, maart 2018 Conjunct.
- Ministeries van VWS en JenV en de VNG. Geweld hoort nergens thuis. Eindrapportage over het programma Geweld hoort nergens thuis. Een nationaal meerjarenprogramma in opdracht van de ministeries van VWS en JenV en de VNG. 2021.
- Movisie. Wethouders besluiten: MDA++ dé aanpak van geweld achter de voordeur. [online] 2015 (bezocht op 30 juni 2022); Beschikbaar op URL: https://www.movisie.nl/artikel/wethouders-besluiten-mda-aanpak-geweld-achter-voordeur.
- Movisie Kwaliteitskader MDA++. Multidisciplinaire Aanpak. 2017 (bezocht op 30 juni 2022); Beschikbaar op URL: https://www.movisie.nl/publicatie/kwaliteitskader-mda.
Ministeries van VWS en JenV en de VNG. Bouwstenen MDA++. Nationaal programma ‘geweld hoort nergens thuis’. [Online] 2020 (bezocht 30 juni 2022); Beschikbaar op URL: Programma Geweld hoort nergens thuis. Bouwstenen MDA++ Februari 2020. - Google Zoeken.
- Movisie, NJI. Wat is MDA++ en wat heb je er als gemeente aan? Factsheet. [Online] 2017 (bezocht op 14 juli 2022); Beschikbaar op URL: https://vng.nl/sites/default/files/publicaties/2017/20170215_factsheet_wat_is_mda.pdf.
- CBS. Huiselijk geweld; kerncijfers Veilig Thuis, regio. [Online] 2022 (bezocht op 30 juni 2022); Beschikbaar op URL: https://www.cbs.nl/nl-nl/cijfers/detail/84847NED
- Polak G, Romijn G, Snoeren F, Speetjens P, Hoefnagels C. Onderzoek naar voorspellers van herhaalde meldingen van huiselijk geweld. Trimbos-instituut. Utrecht, 2013.
- Steketee M. De olifant in de (kinder)kamer. Intergenerationele overdracht van geweld in gezinnen: hoe doorbreken we de cirkel? Rede uitgesproken ter gelegenheid van het ambt van bijzonder hoogleraar Intergenerationele overdracht van geweld in gezinnen. Rotterdam 13 oktober 2017.
Sumona: Suïcidepreventie, monitoring en nazorg
Dankzij het vernieuwde suïcidepreventieprogramma Sumona (Suïcidepreventie, monitoring en nazorg) verbetert ook in Haaglanden de regionale samenwerking in de keten rond suïcidepreventie. De werkwijze is dat oplettende hulpverleners binnen en buiten de zorg personen met een verhoogd suïciderisico (bijvoorbeeld met suïcidale gedachten of na een suïcidepoging) kunnen signaleren en – met hun toestemming – aanmelden in een hiervoor ontwikkeld online-monitoringssysteem. Een aangemelde persoon komt vervolgens in contact met een casemanager en krijgt een jaar lang vaste monitoringscontacten (elke drie maanden). De casemanager biedt laagdrempelig contact, een luisterend oor en leidt toe naar passende zorg en hulp in het medisch en/of sociaal domein. Hij is tevens de schakel tussen de cliënt, behandelaar en andere hulpverleners. Door monitoring van suïcidaal gedrag en mogelijke risico’s voor de cliënt wordt zorg op maat geleverd. Daarnaast is er aandacht voor naasten en de mogelijkheid tot lotgenotencontact. Met deze integrale aanpak streeft Sumona naar een Nederland met minder suïcides en suïcidepogingen.
De Sumona-aanpak is gebaseerd op vijf kernelementen:
1. Vroegtijdig signaleren van de doelgroep;
2. Ontwikkelen van een domein-overstijgende ketenaanpak;
3. Het bieden van vaste monitoringscontacten en/of casemanagement op maat;
4. Cliënten en hun naasten toeleiden naar passende zorg en ondersteuning (indien gewenst);
5. Ondersteunen door de inzet van ervaringsdeskundigheid en lotgenotencontact.
Ontstaan
Dankzij ZonMw subsidie hebben Indigo Haaglanden, Indigo Rijnmond en GGz Breburg van september 2020 tot en met september 2021 het vernieuwde suïcidepreventieprogramma Sumona ontwikkeld.18,19
Dit programma is gebaseerd op SuNa (Suïcidepoging Nazorg) en SUPREMOCOL (Suïcidepreventie door Monitoring en Collaborative care). SuNa richt zich op personen die gezien worden bij de Spoed Eisende Hulp na een suïcidepoging.20 Dit programma is ontwikkeld door Indigo Haaglanden en GGD Haaglanden en is tevens geïmplementeerd door Indigo Rijnmond.20,21 SUPREMOCOL is ontwikkeld door GGz Breburg en richt zich op personen met suïcidale gedachten die vroeg gesignaleerd worden door hulpverleners binnen en buiten de zorg.22,23 De komende periode wordt Sumona in stappen geïmplementeerd in onder andere Haaglanden.18,19
Sumona en huisartsen
Sumona kan huisartsen handvatten bieden in het begeleiden van personen die suïcidaal gedrag vertonen (zowel acuut als niet-acuut). In acute gevallen blijven ook de huidige werkwijzen van toepassing; een mogelijke aanmelding bij Sumona moet worden gezien als extra ondersteuning. Een casemanager is immers geen behandelaar.
Huisartsen kunnen een persoon met suïcidale gedachten bij Sumona aanmelden. Daarna heeft de persoon een gesprek met de casemanager. De casemanager kijkt wat de persoon nodig heeft qua zorg en leidt hem of haar toe naar ondersteuning in het sociaal domein (bijvoorbeeld schuldhulpverlening). De casemanagers binnen Indigo Haaglanden kennen dan ook de sociale kaart in de regio en bezitten een breed netwerk van ketenpartners binnen en buiten de zorg. Dit maakt het voor hen mogelijk goede afstemming te vinden tussen behoeften van de aangemelde persoon en de mogelijkheden. Ondanks de belemmering van wachtlijsten binnen de GGZ, zal worden gekeken wat mogelijk is en wordt vinger-aan-de-pols contact geboden. Ook is er aandacht voor naaste betrokkenen; zij worden waar nodig toegeleid naar zorg of ondersteuning.
Sumona biedt een risico-inschattingsinstrument tijdens aanmelden, die naast een goede inschatting van het suïciderisico, ook de basis biedt voor monitoring van dit risico. Na aanmelden worden een jaar lang vaste monitoringscontacten geboden, is er intensief casemanagement in het eerste half jaar en casemanagement op indicatie in het tweede half jaar. De ambitie van Sumona in de regio Haaglanden is om de huidige samenwerking met huisartsen te vergroten.
Referenties
- Steendam M, Beurs D de, Steylaerts C, Donker G. Suïcidaliteit in de praktijk van de huisarts. In: Heeringen K van, Portzky G, Beurs D de, Kerkhof A, editors. Handboek Suïcidaal gedrag. 2nd ed. Amsterdam: De Tijdstroom/Boom; 249-258. 2019
- Hemert AM van, Kerkhof AJFM, Keijser J de, Verwey B, Boven C van, Hummelen JW, et al. Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Utrecht: De Tijdstroom; 2012.
- GGZ standaard Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Akwa GGZ. Geraadpleegd 27 oktober 2021.
- Beurs DP de, Hooiveld M, Kerkhof AJFM, Korevaar JC, Donker GA. Trends in suicidal behaviour in Dutch general practice 1983–2013: a retrospective observational study. BMJ Open 2016; 6(5): e010868.
- Hermens M, Wetten H van, Sinnema H. Kwaliteitsdocument Ketenzorg bij suïcidaliteit. Aanbevelingen voor zorgvuldig samenwerken in de keten. Utrecht: Trimbos Instituut; 2010.