volksgezondheid
Interview met Addi van Bergen over promotieonderzoek:
Sociale uitsluiting en de stapeling van gezondheids- problemen in de G4
Addi van Bergen en Liesbeth van Dalen
Begin 2022 promoveerde Mw. A.P.L. (Addi) van Bergen bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) op haar onderzoek naar sociale uitsluiting: ‘Measuring social exclusion in routine public health surveys’. Doel van het promotieonderzoek was sociale uitsluiting te kunnen meten in de vierjaarlijkse GGD gezondheidsmonitor, en daarmee de groepen in beeld te krijgen die gezondheidsrisico’s lopen en het risico lopen om maatschappelijk uit te vallen. Daartoe ontwikkelde ze een sociale uitsluitingsvragenlijst.
Altijd al boeide het Van Bergen waarom mensen in onze maatschappij op een zijspoor terecht komen, dakloos worden bijvoorbeeld, of in de maatschappelijke opvang terecht komen of in detentie. “We hebben de neiging om hen als aparte groepen te zien, buiten of aan de rand van de maatschappij. Maar dat statische beeld klopt niet. Eens maakten zij ook deel uit van de mainstream. Sociale uitsluiting speelt hierin een belangrijke rol. Daarom mijn wens om sociale uitsluiting te meten in de vierjaarlijkse GGD gezondheidsmonitors Volwassenen en Ouderen en de groepen in beeld te krijgen. Sociale uitsluiting is daarnaast een belangrijk concept omdat het een verbinding legt tussen het sociale en het medische domein en heel relevant is voor het terugdringen van gezondheidsachterstanden in met name de grote steden. Ik focus in mijn proefschrift met name op dit laatste aspect.”
Van Bergen is dan ook blij dat het is gelukt om sociale uitsluiting te meten door een index te ontwikkelen, namelijk de Social Exclusion Index for Health Surveys (SEI-HS). “In de GGD gezondheidsmonitor werden al veel aspecten van sociale uitsluiting gemeten, zoals eenzaamheid en schulden. Door gebruik te maken van deze items kan met een relatief klein aantal extra vragen het hele concept gemeten worden*. GGD Haaglanden heeft de SEI-HS in de Gezondheidsmonitors van 2012, 2016 en 2020 opgenomen en ook andere GGD’en hebben de vraagstelling gebruikt. Wat nog minder gelukt is, is de vervolgstap van monitoring naar beleid.”
Wat is sociale uitsluiting?
Sociale uitsluiting verwijst naar het onvermogen van mensen om volledig deel te nemen aan de maatschappij en om de kansen en mogelijkheden die de maatschappij te bieden heeft te benutten. Daarbij worden in navolging van het Sociaal Cultureel Planbureau vier dimensies van sociale uitsluiting onderscheiden: onvoldoende sociale participatie, materiële deprivatie, onvoldoende toegang tot sociale grondrechten en onvoldoende normatieve integratie.
Nederlands-Surinaamse Roy (43) uit Den Haag
Lees meer
Meer sociale uitsluiting in stedelijke gebieden en onder niet-westers migranten
De resultaten van de gezondheidsmonitor laten zien dat sociale uitsluiting toeneemt met de stedelijkheidsgraad. In de grote stad komt sociale uitsluiting twee keer meer voor dan landelijk het geval is. Binnen de G4 komt sociale uitsluiting vooral voor bij inwoners met een niet-westerse migratieachtergrond. Het percentage sociale uitsluiting onder inwoners met een Surinaamse, Marokkaanse of Turkse migratieachtergrond was respectievelijk 20%, 21% en 29%, terwijl dit aandeel onder volwassenen met een Nederlandse achtergrond slechts 4% was. Van Bergen: “Dit verschil vonden we dusdanig hoog dat we extra analyses hebben uitgevoerd om de culturele validiteit van de SEI-HS te checken. Ook hebben we sociaal uitgesloten respondenten met verschillende migratieachtergronden in Den Haag, Utrecht en Amsterdam geïnterviewd. Met de validiteit van de SEI-HS bleek overigens niets mis te zijn. De grote verschillen zijn een realiteit en geen methodologisch artefact. Dat is best een zorgelijke conclusie.”
Sociale uitsluiting als ‘social stratifier’
Volgens Van Bergen is één van de grote uitdagingen voor de gezondheidszorg in Nederland om de beschikbare capaciteit en middelen efficiënter in te zetten, daar waar de behoefte en impact het grootst zijn. Ze heeft in haar onderzoek daarom gekeken naar sociale uitsluiting als ‘social stratifier’. “We onderzochten of sociale uitsluiting in de G4 beter stratificeert naar gezondheidsverschillen dan de gangbare stratifiers opleidingsniveau, inkomen, arbeidsmarktpositie en migratieachtergrond. We namen daarbij ook ‘regie over het eigen leven’ mee, omdat de literatuur laat zien dat sociale uitsluiting gepaard gaat met een verminderd vermogen het eigen functioneren en de loop van gebeurtenissen te beïnvloeden (agency). Dit is essentieel voor het kunnen oplossen van de eigen problemen en effectief gebruik van zorg- en ondersteuningsaanbod.”
Hypotheses bevestigd
Sociale uitsluiting bleek significant beter in het identificeren van een bevolkingssegment met hoge angst- en depressieklachten en lage regie over het eigen leven dan de vier hierboven genoemde traditionele stratifiers en vergelijkbaar in het identificeren van andere gezondheidsproblemen. De blauwe ruitjes in figuur 1 zijn de relatieve risico’s voor bepaalde gezondheidsproblemen bij volwassenen die wél versus niet sociaal uitgesloten zijn. De figuur laat zien dat sociaal uitgesloten volwassenen bijna 8 keer meer kans hebben om angst- en depressieklachten te ervaren en 6.4 keer meer kans op een lage regie over het eigen leven.
Afbeelding 1.
In de G4 concentreert bijna de helft van de prevalentie van angst- en depressieklachten en 42% van lage regie over eigen leven zich in de 10% van de bevolking die sociaal uitgesloten is. Ook mensen met een lage arbeidsmarktpositie (uitkeringsgerechtigd en/of werkloos) hebben een sterk verhoogd risico op angst- en depressieklachten en lage regie over het eigen leven. De combinatie van sociale uitsluiting en lage arbeidsmarktpositie is volgens Van Bergen de meest veelbelovende combinatie voor bevolkingssegmentatie. Samen identificeerden deze twee stratifiers 67,2% van de prevalentie van angst- en depressieklachten en 60,4% van de prevalentie van lage regie over het eigen leven in de volwassen populatie van de vier grote steden, terwijl deze groep maar 19.5% uitmaakt van de bevolking.
Emine (46) uit Den Haag
Lees meer
Meer verhalen en tijd nemen voor verdieping en begrip
Zoals eerder aangegeven is de vervolgstap van monitoring naar beleid minder goed gelukt. In haar proefschrift geeft Van Bergen daarvoor een aantal redenen. Zo vinden beleidsmedewerkers het concept sociale uitsluiting vaak abstract, breed en moeilijk te vertalen naar beleidsmaatregelen. “Van één kant klopt dat, maar van de andere kant gaat het om een harde realiteit, om hele concrete situaties van mensen die dagelijks de gevolgen van sociale uitsluiting in hun leven ervaren. Ik denk dat we als GGD onderzoekers minder op de definitie moeten focussen en meer op de betekenis en ervaringen van de mensen zelf. Door regelmatig kwalitatief onderzoek te doen, door de cijfers te verbinden met de verhalen en ervaringen van mensen zelf, kunnen we een brug slaan van onderzoek naar beleid en uitvoering.”
Het gebruik van monitorresultaten in beleid betreft aldus Van Bergen overigens niet alleen de vertaling naar concrete beleidsmaatregels (instrumenteel gebruik). Ook het creëren van meer bewustzijn en een beter begrip van de resultaten (conceptueel gebruik) is belangrijk. “We zagen in een onderzoek onder GGD epidemiologen dat de presentatie van gezondheidsmonitorresultaten bij beleidsmakers tot een beter begrip leidde van de gezondheidsproblemen en oorzaken in hun regio/ gemeente en leidde tot nieuwe ideeën voor de langere termijn. Met een combinatie van verhalen, cijfers en verdiepende analyses verwacht ik dat we eenzelfde effect kunnen bereiken met sociale uitsluiting en het fenomeen van stapeling en vervlechting van sociale problemen en ongezondheid.”
Oproep om schat aan data te gebruiken
Van Bergen stelt vast dat GGD’en enorme hoeveelheden data verzamelen, maar vaak niet toekomen aan verdiepende analyses. “Dit geldt ook voor de sociale uitsluitingsdata. Er liggen nu data van GM2012, GM2016 en GM2020 waarmee de omvang en kenmerken van risicogroepen in kaart gebracht, relaties met gezondheidsindicatoren onderzocht, (syndemische) clusters geïdentificeerd en ontwikkelingen in de tijd gevolgd kunnen worden. Voor Den Haag zou het heel interessant kunnen zijn om te onderzoeken wáár en bij wie de clustering van sociale uitsluiting, lage regie eigen leven, hoog risico op angst- en depressie en andere gezondheidsproblemen voorkomt. Zijn dat de inwoners van wijken waar nu extra interventies plaatsvinden zoals door Wijzer in de Wijk en Gezond en Gelukkig Den Haag? Of zien we groepen over het hoofd? Ook het combineren van sociale uitsluitingsdata met andere databronnen in de CBS micro-omgeving, vind ik het overwegen waard. Dit biedt bijvoorbeeld kansen om de ‘downward spiral’ te onderzoeken, de theorie waarmee ik dit promotietraject ooit startte.”
* Recent is een verkorte versie ontwikkeld van de SEI-HS waarmee in de GGD Gezondheidsmonitor sociale uitsluiting gemeten kan worden met slechts 4 – 7 extra items.
Over de auteurs
Mw. A.P.L. (Addi) van Bergen is onderzoeker publieke gezondheid bij GGD Hollands Midden en coördinator van de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Noordelijk Zuid-Holland.
E-mail: AvanBergen@ggdhm.nl
Mw. E.M. van Dalen is eindredacteur van het Epidemiologisch Bulletin
Sumona: Suïcidepreventie, monitoring en nazorg
Dankzij het vernieuwde suïcidepreventieprogramma Sumona (Suïcidepreventie, monitoring en nazorg) verbetert ook in Haaglanden de regionale samenwerking in de keten rond suïcidepreventie. De werkwijze is dat oplettende hulpverleners binnen en buiten de zorg personen met een verhoogd suïciderisico (bijvoorbeeld met suïcidale gedachten of na een suïcidepoging) kunnen signaleren en – met hun toestemming – aanmelden in een hiervoor ontwikkeld online-monitoringssysteem. Een aangemelde persoon komt vervolgens in contact met een casemanager en krijgt een jaar lang vaste monitoringscontacten (elke drie maanden). De casemanager biedt laagdrempelig contact, een luisterend oor en leidt toe naar passende zorg en hulp in het medisch en/of sociaal domein. Hij is tevens de schakel tussen de cliënt, behandelaar en andere hulpverleners. Door monitoring van suïcidaal gedrag en mogelijke risico’s voor de cliënt wordt zorg op maat geleverd. Daarnaast is er aandacht voor naasten en de mogelijkheid tot lotgenotencontact. Met deze integrale aanpak streeft Sumona naar een Nederland met minder suïcides en suïcidepogingen.
De Sumona-aanpak is gebaseerd op vijf kernelementen:
1. Vroegtijdig signaleren van de doelgroep;
2. Ontwikkelen van een domein-overstijgende ketenaanpak;
3. Het bieden van vaste monitoringscontacten en/of casemanagement op maat;
4. Cliënten en hun naasten toeleiden naar passende zorg en ondersteuning (indien gewenst);
5. Ondersteunen door de inzet van ervaringsdeskundigheid en lotgenotencontact.
Ontstaan
Dankzij ZonMw subsidie hebben Indigo Haaglanden, Indigo Rijnmond en GGz Breburg van september 2020 tot en met september 2021 het vernieuwde suïcidepreventieprogramma Sumona ontwikkeld.18,19
Dit programma is gebaseerd op SuNa (Suïcidepoging Nazorg) en SUPREMOCOL (Suïcidepreventie door Monitoring en Collaborative care). SuNa richt zich op personen die gezien worden bij de Spoed Eisende Hulp na een suïcidepoging.20 Dit programma is ontwikkeld door Indigo Haaglanden en GGD Haaglanden en is tevens geïmplementeerd door Indigo Rijnmond.20,21 SUPREMOCOL is ontwikkeld door GGz Breburg en richt zich op personen met suïcidale gedachten die vroeg gesignaleerd worden door hulpverleners binnen en buiten de zorg.22,23 De komende periode wordt Sumona in stappen geïmplementeerd in onder andere Haaglanden.18,19
Sumona en huisartsen
Sumona kan huisartsen handvatten bieden in het begeleiden van personen die suïcidaal gedrag vertonen (zowel acuut als niet-acuut). In acute gevallen blijven ook de huidige werkwijzen van toepassing; een mogelijke aanmelding bij Sumona moet worden gezien als extra ondersteuning. Een casemanager is immers geen behandelaar.
Huisartsen kunnen een persoon met suïcidale gedachten bij Sumona aanmelden. Daarna heeft de persoon een gesprek met de casemanager. De casemanager kijkt wat de persoon nodig heeft qua zorg en leidt hem of haar toe naar ondersteuning in het sociaal domein (bijvoorbeeld schuldhulpverlening). De casemanagers binnen Indigo Haaglanden kennen dan ook de sociale kaart in de regio en bezitten een breed netwerk van ketenpartners binnen en buiten de zorg. Dit maakt het voor hen mogelijk goede afstemming te vinden tussen behoeften van de aangemelde persoon en de mogelijkheden. Ondanks de belemmering van wachtlijsten binnen de GGZ, zal worden gekeken wat mogelijk is en wordt vinger-aan-de-pols contact geboden. Ook is er aandacht voor naaste betrokkenen; zij worden waar nodig toegeleid naar zorg of ondersteuning.
Sumona biedt een risico-inschattingsinstrument tijdens aanmelden, die naast een goede inschatting van het suïciderisico, ook de basis biedt voor monitoring van dit risico. Na aanmelden worden een jaar lang vaste monitoringscontacten geboden, is er intensief casemanagement in het eerste half jaar en casemanagement op indicatie in het tweede half jaar. De ambitie van Sumona in de regio Haaglanden is om de huidige samenwerking met huisartsen te vergroten.
In een portiekwoning in Den Haag woont de Nederlands-Surinaamse Roy (43). Roy woont hier nu tweeënhalf jaar, maar zijn woning is nog niet echt ingericht (en schoon). De muren zijn niet geverfd of behangen en meubels staan her en der verspreid. Roy heeft een aantal ongelukken gehad en is voor 50% afgekeurd. Hij werkt vijf dagen in de week. Als hij thuiskomt, is hij moe. Hij zou graag overwerken of zwaarder werk doen, om meer te verdienen, maar dat lukt niet door pijn en stress. Roy voetbalt graag. Ook dat lukt niet meer, door de pijn, maar ook vanwege de kosten. ‘Kijk ze zeggen je hebt geld, maar het gaat allemaal weg aan vaste lasten. Wat heb je over? Daarom kan ik niet sporten. Ik kan ook niets geven als ik naar een verjaardag ga. Medicijnen betaalt mijn dochter.’
Roy is bezig een ander huis te zoeken. Hij heeft het niet naar de zin in de buurt. ‘Ik heb met bijna niemand contact, ik praat ook met niemand.’ Bij de buren komt geregeld politie aan de deur, in verband met overlast en vandalisme. Onlangs heeft nog iemand zijn auto bekrast.
Onderzoeker: ‘Wat zou er nodig zijn voor u om uw leven te veranderen?’ Roy: ‘Kijk, als je een beetje geld hebt, ga je uit, sporten, ga je voetbal kijken, op vakantie, noem maar op. Dat moet allemaal met geld.’
Gebaseerd op interviews voor Sociaal Uitgesloten in de grote stad, van Bergen et al. 2014.
Emine is 46 jaar en woont in Den Haag. Zij heeft drie kinderen, twee zoons en een dochter. Haar dochter is helaas 1,5 jaar geleden verongelukt. Dit is voor Emine een groot verlies, waar zij zeer emotioneel over vertelt: ‘Ik heb haar het graf in moeten dragen. Ze was mijn alles, mijn mama, mijn anne (Turks voor moeder), mijn zielsverwant, mijn leven, mijn vriendin, mijn man.’
Emine is iemand die graag voor anderen klaar staat, zij omschrijft zichzelf als: ‘Ik ben iemand die houdt van mensen, die weet hoe een goede buur te zijn, die geeft om haar omgeving en de mensen om haar heen, iemand die helemaal niet van zichzelf houdt. Iemand die heel erg op zijn familie en kinderen is gericht.’ In het gezin zijn er veel financiële problemen, die tot kopzorgen leiden. Ook al werkt haar man hard, ze hebben niet genoeg geld om alle rekeningen te betalen. Emine heeft ook het gevoel dat dit komt doordat zij als Turken een achterstand hebben in de maatschappij.
Onderzoeker: ‘Je hoort tegenwoordig vaak dat iedereen moet meedoen en moet participeren in de maatschappij (…) Wat vindt u daarvan?’ Mevrouw: ‘Ik ben het ermee eens, maar was het maar toegankelijk voor iedereen. Werd iedereen maar toegelaten. Ik word eruit gehaald, ik word buitengesloten, mijn kinderen worden buitengesloten. Wij worden er als buitenlanders steeds uitgepakt en ten onrechte wordt ons van alles verweten.’
Uit Sociaal Uitgesloten in de grote stad, van Bergen et al. 2014.