volksgezondheid
Toen de coronapandemie in februari begon af te nemen, leek het even wat rustiger te worden voor GGD, GHOR en gemeenten. Maar dat was van korte duur. Want op 24 februari viel Rusland Oekraïne binnen en al gauw kwam de eerste vluchtelingenstroom op gang. De veiligheidsregio’s kregen de opdracht om de opvang van de Oekraïners te organiseren. Hoe is dat proces verlopen? En waar liep men in Haaglanden tegenaan? Zes betrokkenen vanuit de GHOR, GGD Haaglanden en de gemeente Den Haag kijken in een interview terug op de eerste opvangperiode van februari tot september.
Antoinette Gelton kan het zich nog levendig herinneren. Zij werkt bij de Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) Haaglanden, de organisatie die bij crises in de regio de geneeskundige hulpverlening coördineert. “In de week van 3 maart had ik piketdienst. Dat betekent dat je bij een crisis het aanspreekpunt bent voor bijvoorbeeld gemeenten en zorgorganisaties. De oorlog was toen net een week bezig en de eerste vluchtelingen kwamen in de regio aan. Sommigen hadden direct zorg nodig en de vraag aan ons was om dat te organiseren. De eerste weken deden we dat houtje-touwtje, door contact te leggen met zorgverleners uit ons netwerk en de Oekraïners daar met taxi’s heen te brengen. Tegelijkertijd maakten we ons sterk om zo snel mogelijk een centraal zorgcoördinatiecentrum op te zetten voor de hele veiligheidsregio. Nog geen twee weken later was dat gerealiseerd.”
Broodfabriek
De eerste stap was de oprichting van een centraal aanmeldcentrum voor Oekraïense ontheemden in Haaglanden. Dit aanmeldcentrum, dat vanuit de Veiligheidsregio wordt aangestuurd, ging op 14 maart van start in de Broodfabriek in Rijswijk. Sandra Giesen werd de locatiemanager: “Ik had mijn opdracht als vaccinatiemanager nauwelijks afgerond, toen de GGD me voor deze functie vroeg. We zijn onmiddellijk aan de slag gegaan. Bij het aanmeldcentrum melden Oekraïners zich als ze op zoek zijn naar een opvangplek. Wij voeren dan een intakegesprek om te bepalen op wat voor soort locatie ze het beste passen. Daarbij kijken we bijvoorbeeld naar de gezinssamenstelling, huisdieren, leeftijd en fysieke beperkingen. Vervolgens kijken we waar er plaats is. Dat kan een opvanglocatie in de regio zijn, maar ook in een ander deel van het land. Wij regelen het vervoer daarnaartoe en vervolgens pakt die regio het verder op.”
Zorgcoördinatiecentrum
Tijdens de intake komt ook de zorgbehoefte aan de orde. Blijkt die behoefte aanwezig te zijn, dan wordt de persoon doorverwezen naar het zorgcoördinatiecentrum (ZCC), dat ook in de Broodfabriek zit. Mariska Keijzer van GGD Haaglanden is daar de coördinator: “Toen ik in maart bij het ZCC startte, waren er al huisartsen van Hadoks aanwezig. In het begin gingen alle aanmelders met een zorgvraag daarnaartoe. Sommigen konden direct geholpen worden met bijvoorbeeld een recept. Anderen werden doorverwezen naar een specialist of andere zorgverlener. Daarvoor maakten onze zorgcoördinatoren dan de afspraken. Zeker in de eerste maanden merkten we dat iedereen klaarstond om mee te werken. Misschien omdat de oorlog zo dichtbij was en de media er dagelijks over berichtten. Later werden de artsen en zorgverleners wat terughoudender. Maar mede dankzij de bemiddeling van de GHOR konden we blijven rekenen op een goed netwerk.” In juni zijn de huisartsen uit het zorgcoördinatiecentrum vertrokken, omdat zij hun reguliere werk weer moesten oppakken. De coördinatoren van het centrum zijn nu het eerste aanspreekpunt voor Oekraïners die zich bij hen melden. Zij zorgen ervoor dat de betreffende personen bij een huisarts of andere zorgverlener terecht kunnen. Daarnaast spelen de opvanglocaties een belangrijke rol. Mariska: “Als een Oekraïner al in een opvanglocatie woont, meldt hij zijn zorgvraag bij de hulpverlener aldaar. Die kijkt dan of er een afspraak gemaakt kan worden bij een huisarts in de buurt. Wij springen vooral in bij de complexe casussen, zoals bij mensen met een verslaving, psychiatrische problemen of een ernstige ziekte. Wij zoeken voor zo iemand de juiste zorg en kijken bijvoorbeeld ook op welke locatie hij het beste past. Want waar de één baat heeft bij rust en privacy, is de ander meer op zijn plek in een huis met veel begeleiding en onderling contact.”
Slaapruimtes in De Schildershoek
Opvanglocaties
Daarbij helpt het dat Haaglanden diverse soorten opvanglocaties heeft. Petra Witteman van de gemeente Den Haag is samen met twee collega’s verantwoordelijk voor de langdurende opvanglocaties in de stad: “Toen we eind februari de opdracht kregen om opvangplekken te organiseren, hebben we meteen contact gezocht met het Leger des Heils. Zij hadden al een locatie in de Schilderswijk, die bestemd was voor de winterkouderegeling voor daklozen. Daar hebben we de eerste Oekraïners opgevangen. Vervolgens is er ongeveer elke twee weken een nieuwe locatie open gegaan. In september hadden we in Den Haag tien operationele locaties en vier à vijf nieuwe in de pijplijn. Daarin konden we meer dan 1000 Oekraïners opvangen. Ook de andere gemeenten in de veiligheidsregio vangen Oekraïners op. Samen werken we er hard aan om het streefgetal van 3000 opvangplekken te halen.” Het was volgens Petra Witteman niet altijd makkelijk om geschikte locaties te vinden: “Natuurlijk wil je het liefst locaties die gebouwd zijn om bewoond te worden. Daarvan hebben we er ook een aantal, zoals een voormalig verzorgingshuis en het vroegere Shell-hotel. Maar daarmee redden we het niet. Daarom hebben we met de GGD, GHOR en brandweer gekeken aan welke eisen een gebouw minimaal moet voldoen om geschikt gemaakt te kunnen worden voor bewoning. Met die eisen in ons achterhoofd hebben we nieuwe gebouwen gevonden, zoals het voormalige conservatorium en een oud klooster. Deze hebben we in sneltreinvaart klaargemaakt voor bewoning en na een grondige inspectie van de GGD zijn ze in gebruik genomen.”
Inspecties
Voor de GGD is de inspectie van opvanglocaties een reguliere taak, die ze nu moesten opschroeven. Projectsecretaris Daan Wind: “We kijken dan of het gebouw voldoet aan de normen die een goede hygiëne waarborgen. Dit kan bijvoorbeeld verspreiding van infectieziekten voorkomen. Belangrijke aandachtspunten zijn onder meer ventilatie, legionella, voedselbereiding en voldoende sanitaire voorzieningen. Het grootste deel van de gebouwen hebben we goedgekeurd, met daarbij de nodige adviezen. Gezien de bijzondere gebouwen die erbij zaten, viel dat reuze mee.” Ook Petra Witteman is tevreden: “We hebben eigenlijk maar één hygiënekwestie gehad. Dat waren bedwantsen in een hotel waar Oekraïners in de eerste weken werden opgevangen. Gelukkig konden we de mensen snel verplaatsen naar een andere locatie. Dat was dus vrij eenvoudig opgelost.”
Kledingmarkt bij de opvang in De Broodfabriek
Infectieziektebestrijding
De GGD moest zijn werkzaamheden ook uitbreiden als het ging om de infectieziektebestrijding. Projectleider Lianne Wijnen: “Met zoveel mensen bij elkaar is een uitbraak van corona of een andere infectieziekte een risico. Zeker omdat de vaccinatiegraad in Oekraïne relatief laag is, zowel als het gaat om corona als om andere infectiezieken. We hebben de locatiebeheerders daarom gevraagd om alert te zijn op signalen van een uitbraak en ons dan direct te waarschuwen. Om ze te helpen hebben we een draaiboek gemaakt, een webinar gegeven en locaties bezocht. Ook hebben de gemeenten voor zelftests gezorgd en was er een speciaal coronahuis, waar mensen in isolatie konden gaan als dat op hun eigen locatie niet mogelijk was. Maar uiteindelijk is daar geen gebruik van gemaakt en is er nergens een grote uitbraak geweest.” “We zijn nu nog aan het kijken hoe we de vaccinatiebereidheid van de Oekraïners kunnen vergroten”, voegt Daan Wind toe. “Daarover spreken we onder andere met Oekraïners zelf, omdat zij het beste weten hoe we hun landgenoten het effectiefst kunnen voorlichten.” Petra Witteman: “We merken dat laagdrempelige voorlichting door de locatiebeheerders vaak het beste werkt. Dat geldt voor corona, maar ook voor andere zaken. Dat komt mede doordat de beheerders veelal maatschappelijke organisaties zijn, zoals het Leger des Heils, Middin en Stichting Jess. Zij zijn gewend om goed contact te maken met bewoners en te zien wat zij nodig hebben. Mede daarom hebben we ook nauwelijks incidenten gehad, zoals conflicten of geweld. De hulpverleners op de locaties weten die goed in de kiem te smoren door op tijd het gesprek aan te gaan.”
Psychosociale hulp
Een ander aandachtspunt van de GGD was psychosociale hulp. Lianne Wijnen: “In het begin dachten we dat daar veel behoefte aan zou zijn. De mensen kwamen immers uit een oorlogsgebied. Daarom is er met regionale GGZ-instellingen en maatschappelijk werk een pool gevormd van hulpverleners die ingezet konden worden als daar behoefte aan was. Maar daar is maar een heel beperkt beroep op gedaan. De vluchtelingen vingen elkaar op en waren in eerste instantie vooral bezig met hun eerste levensbehoeften. Waarschijnlijk komt er pas later ruimte om eventuele trauma’s naar boven te laten komen. De psychosociale hulp is nu overgenomen door de reguliere hulpverlening.”
Cultuurverschillen
Terugkijkend vinden alle betrokkenen dat de eerste opvangperiode verrassend goed is verlopen. Maar natuurlijk waren er ook wel knelpunten. Zo bleek dat de Oekraïners soms een ander idee hadden van zorg dan in Nederland gebruikelijk is. Mariska Keijzer: “In Nederland gaat iemand met een zorgvraag eerst naar de huisarts. Die fungeert als een poortwachter en verwijst alleen door naar een specialist als dat echt nodig en zinvol is. Maar in Oekraïne zijn de mensen gewend om direct naar een specialist te gaan, hoe groot of klein hun zorgvraag ook is. Bovendien krijgen ze dan vaak een hoop medicijnen, waaronder antibiotica. In Nederland zijn de artsen daar juist terughoudend mee.”
“Het gevolg was dat de Oekraïense vluchtelingen regelmatig ontevreden waren over de Nederlandse zorg. Ze konden niet bevatten dat ze niet zomaar naar een specialist konden en ook geen antibiotica kregen. We hebben daar veel uitleg over moeten geven, zowel aan de vluchtelingen zelf als aan de hulpverleners op de locaties. Die vonden het lastig dat ze de bewoners soms niet konden bieden waar ze om vroegen. Maar het Nederlandse systeem is nu eenmaal anders dan het Oekraïense. En de druk op de zorg is al erg hoog. Daarom maken we ook niet zomaar een afspraak met een huisarts, maar vragen we eerst door of het echt nodig is. Soms is een luisterend oor nog veel belangrijker en dat kunnen we zelf prima bieden.”
Financiering
Een ander lastig punt was de financiering van de zorg van de huisartsen en andere zorgverleners. Antoinette Gelton: “Zij konden hun kosten in eerste instantie declareren bij de CAK-regeling voor onverzekerden. Maar dat was administratief enorm ingewikkeld. Daardoor waren sommige praktijken minder snel bereid om mee te werken, terwijl andere ervoor kozen om dan maar niet te declareren en gratis zorg te verlenen. Gelukkig is er sinds 1 juli een nieuwe regeling: de Regeling Medische zorg Ontheemden uit Oekraïne (RMO). Daarvan is het declaratieproces een stuk eenvoudiger, waardoor de weerstand onder de artsen is verminderd.” Mariska Keijzer: “Alleen de mondzorg is soms nog een probleem. Want lang niet alle tandartskosten worden vergoed, terwijl de verwachtingen onder de Oekraïners hoog zijn. Maar Nederlanders krijgen ook niet gratis een nieuwe brug of kroon, als ze daar niet voor verzekerd zijn. Ook dit moeten we blijven uitleggen.”
Nieuwe opvanglocaties
Qua opvangplekken blijft het een uitdaging om voldoende locaties te hebben. Petra Witteman: “De meeste opvanglocaties zijn tijdelijk. Daar moeten we dus andere voor in de plaats krijgen. We blijven daarom zoeken naar geschikte gebouwen, net als de andere gemeenten in de veiligheidsregio.” Daarnaast is het de vraag hoeveel Oekraïense vluchtelingen er nog komen. Sandra Giesen: “In september meldden zich bij het aanmeldcentrum ongeveer 100 vluchtelingen per week. Dat waren er in de eerste maanden veel meer. Maar het aantal kan weer oplopen door ontwikkelingen in de oorlog. Bovendien melden zich nu ook Oekraïners bij ons, die eerst door particulieren zijn opgevangen. Ook daar willen we graag een goede plek voor vinden.”
Trots
Voor alle betrokkenen geldt dat ze trots zijn op hoe het proces is verlopen. Dat kwam vooral door de gemotiveerde en flexibele medewerkers. Diverse teams hebben er gezamenlijk de schouders onder gezet. Sandra Giesen: “Niemand was op deze crisis voorbereid, dus we moesten veel improviseren en al doende leren. Maar door de coronapandemie waren we al gewend om snel een test- of vaccinatiecentrum op te zetten. Van die ervaring konden we nu profiteren. Bovendien waren er door de afname van de pandemie veel test- en vaccinatiemedewerkers voor ons beschikbaar. Daardoor hadden we in de Broodfabriek en het zorgcoördinatiecentrum een fantastisch team.”
Ook Antoinette Gelton van de GHOR is tevreden: “Het zorgcoördinatiecentrum heeft haar werk perfect gedaan. Ze hebben goede afspraken gemaakt met de zorgverleners, waardoor er rust is gebleven in de reguliere zorg. En als er wat was, trokken ze direct aan de bel, waardoor we problemen snel konden oplossen. Daarbij hebben we natuurlijk ook veel medewerking gehad van de gemeenten en de GGD.”
Over de auteurs
Mw. M. Wopereis, tekstbureau Lopende teksten
Sumona: Suïcidepreventie, monitoring en nazorg
Dankzij het vernieuwde suïcidepreventieprogramma Sumona (Suïcidepreventie, monitoring en nazorg) verbetert ook in Haaglanden de regionale samenwerking in de keten rond suïcidepreventie. De werkwijze is dat oplettende hulpverleners binnen en buiten de zorg personen met een verhoogd suïciderisico (bijvoorbeeld met suïcidale gedachten of na een suïcidepoging) kunnen signaleren en – met hun toestemming – aanmelden in een hiervoor ontwikkeld online-monitoringssysteem. Een aangemelde persoon komt vervolgens in contact met een casemanager en krijgt een jaar lang vaste monitoringscontacten (elke drie maanden). De casemanager biedt laagdrempelig contact, een luisterend oor en leidt toe naar passende zorg en hulp in het medisch en/of sociaal domein. Hij is tevens de schakel tussen de cliënt, behandelaar en andere hulpverleners. Door monitoring van suïcidaal gedrag en mogelijke risico’s voor de cliënt wordt zorg op maat geleverd. Daarnaast is er aandacht voor naasten en de mogelijkheid tot lotgenotencontact. Met deze integrale aanpak streeft Sumona naar een Nederland met minder suïcides en suïcidepogingen.
De Sumona-aanpak is gebaseerd op vijf kernelementen:
1. Vroegtijdig signaleren van de doelgroep;
2. Ontwikkelen van een domein-overstijgende ketenaanpak;
3. Het bieden van vaste monitoringscontacten en/of casemanagement op maat;
4. Cliënten en hun naasten toeleiden naar passende zorg en ondersteuning (indien gewenst);
5. Ondersteunen door de inzet van ervaringsdeskundigheid en lotgenotencontact.
Ontstaan
Dankzij ZonMw subsidie hebben Indigo Haaglanden, Indigo Rijnmond en GGz Breburg van september 2020 tot en met september 2021 het vernieuwde suïcidepreventieprogramma Sumona ontwikkeld.18,19
Dit programma is gebaseerd op SuNa (Suïcidepoging Nazorg) en SUPREMOCOL (Suïcidepreventie door Monitoring en Collaborative care). SuNa richt zich op personen die gezien worden bij de Spoed Eisende Hulp na een suïcidepoging.20 Dit programma is ontwikkeld door Indigo Haaglanden en GGD Haaglanden en is tevens geïmplementeerd door Indigo Rijnmond.20,21 SUPREMOCOL is ontwikkeld door GGz Breburg en richt zich op personen met suïcidale gedachten die vroeg gesignaleerd worden door hulpverleners binnen en buiten de zorg.22,23 De komende periode wordt Sumona in stappen geïmplementeerd in onder andere Haaglanden.18,19
Sumona en huisartsen
Sumona kan huisartsen handvatten bieden in het begeleiden van personen die suïcidaal gedrag vertonen (zowel acuut als niet-acuut). In acute gevallen blijven ook de huidige werkwijzen van toepassing; een mogelijke aanmelding bij Sumona moet worden gezien als extra ondersteuning. Een casemanager is immers geen behandelaar.
Huisartsen kunnen een persoon met suïcidale gedachten bij Sumona aanmelden. Daarna heeft de persoon een gesprek met de casemanager. De casemanager kijkt wat de persoon nodig heeft qua zorg en leidt hem of haar toe naar ondersteuning in het sociaal domein (bijvoorbeeld schuldhulpverlening). De casemanagers binnen Indigo Haaglanden kennen dan ook de sociale kaart in de regio en bezitten een breed netwerk van ketenpartners binnen en buiten de zorg. Dit maakt het voor hen mogelijk goede afstemming te vinden tussen behoeften van de aangemelde persoon en de mogelijkheden. Ondanks de belemmering van wachtlijsten binnen de GGZ, zal worden gekeken wat mogelijk is en wordt vinger-aan-de-pols contact geboden. Ook is er aandacht voor naaste betrokkenen; zij worden waar nodig toegeleid naar zorg of ondersteuning.
Sumona biedt een risico-inschattingsinstrument tijdens aanmelden, die naast een goede inschatting van het suïciderisico, ook de basis biedt voor monitoring van dit risico. Na aanmelden worden een jaar lang vaste monitoringscontacten geboden, is er intensief casemanagement in het eerste half jaar en casemanagement op indicatie in het tweede half jaar. De ambitie van Sumona in de regio Haaglanden is om de huidige samenwerking met huisartsen te vergroten.
Referenties
- Steendam M, Beurs D de, Steylaerts C, Donker G. Suïcidaliteit in de praktijk van de huisarts. In: Heeringen K van, Portzky G, Beurs D de, Kerkhof A, editors. Handboek Suïcidaal gedrag. 2nd ed. Amsterdam: De Tijdstroom/Boom; 249-258. 2019
- Hemert AM van, Kerkhof AJFM, Keijser J de, Verwey B, Boven C van, Hummelen JW, et al. Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Utrecht: De Tijdstroom; 2012.
- GGZ standaard Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag. Akwa GGZ. Geraadpleegd 27 oktober 2021.
- Beurs DP de, Hooiveld M, Kerkhof AJFM, Korevaar JC, Donker GA. Trends in suicidal behaviour in Dutch general practice 1983–2013: a retrospective observational study. BMJ Open 2016; 6(5): e010868.
- Hermens M, Wetten H van, Sinnema H. Kwaliteitsdocument Ketenzorg bij suïcidaliteit. Aanbevelingen voor zorgvuldig samenwerken in de keten. Utrecht: Trimbos Instituut; 2010.