volksgezondheid
Papegaaienziekte (psittacose) is een infectieziekte die van vogels op mensen overgedragen kan worden. Waar in de periode 2018-2020 gemiddeld 4 meldingen per jaar bij regio GGD Haaglanden binnen kwamen, was er in 2021 en 2022 sprake van een opvallende toename. Is hier een verklaring voor? En laten de cijfers van 2023 tot dusver een voortzetting van deze toename zien?
Toename van psittacose in de regio GGD Haaglanden
Pagegaaienziekte (psittacose; zie kader) is een meldingsplichtige infectieziekte van groep C. Dat betekent dat een vaststelling binnen 1 werkdag aan de GGD gemeld moet worden. De GGD voert onderzoek uit om te achterhalen waar de ziekte vandaan komt, om eventuele verdere verspreiding te voorkomen.
Wat is papegaaienziekte?
Papegaaienziekte (psittacose) is een vorm van longontsteking die bij mensen in Nederland af en toe voorkomt. De papegaaienziekte wordt veroorzaakt door een bacterie (Chlamydia psittaci), die bij vogels kan voorkomen. Dieren die de bacterie bij zich dragen, kunnen deze overdragen op mensen (zoönose). Niet alleen papegaaien, maar ook parkieten, pluimvee, duiven, eenden, kalkoenen, kanaries en andere vogels kunnen met de bacterie besmet zijn. Ook vogels die geen zichtbare klachten hebben kunnen de bacterie uitscheiden. 1
In 2021 en 2022 was er sprake van een toename van het aantal meldingen van papegaaienziekte in de regio GGD Haaglanden (figuur 1). In beide jaren zijn er 9 psittacosemeldingen gedaan, wat overeenkomt met 16-17% van het landelijke aantal meldingen. Ter vergelijking, in de periode 2018-2020 werden er in de regio GGD Haaglanden gemiddeld 4 meldingen per jaar gedaan. Dit betrof ongeveer 4% van het landelijke aantal psittacosemeldingen per jaar.
Figuur 1 Aantal psittacosemeldingen in regio Haaglanden, 2018-2022
In de periode 2011-2017 werd psittacose in Nederland 40 tot 60 keer gemeld. 2 Waarschijnlijk gaat het hier om een (grote) onderschatting van het werkelijke aantal psittacose infecties. Deze infectie kan namelijk asymptomatisch of mild verlopen. Ook kan het zijn dat longontsteking veroorzaakt door C. psittaci, wordt behandeld met antibiotica zonder dat er diagnostiek heeft plaatsgevonden.
De stijging in 2021 en 2022 werd niet gezien in andere GGD-regio’s. De betreffende meldingen komen uit de gehele regio en zijn niet seizoensgebonden (figuur 2). De gemiddelde leeftijd van de patiënten was 64 jaar, variërend van 47 tot 84 jaar.
Figuur 2 Aantal psittacosemeldingen in de gemeenten in regio Haaglanden in 2021-2022, naar wel/geen transmissie door duiven
Zijn er verklaringen voor de toename?
Er is navraag gedaan of er een ander testbeleid of gevoeligere test is ingezet vanaf 2021, maar dit is niet het geval en verklaart dus niet de geobserveerde toename. De stijging lijkt ook niet door te zetten: in 2023 is in het eerste halfjaar pas 1 psittacosemelding gedaan bij GGD Haaglanden.
Opvallend is dat bij 6 van de 9 meldingen uit 2021 en 7 van de 9 meldingen uit 2022 een verband werd gevonden met duiven. Bij de andere cases was de (potentiële) bron een andere vogelsoort, of niet in beeld. Een bemonstering van vogels in een vogelopvang gaf ook geen verklaring voor de stijging.
Kunnen de droge zomers een verklaring zijn? Drogere zomerseizoenen zorgen immers voor langere aanwezigheid van opgedroogde vogelpoep, waardoor de blootstelling aan C. psittaci langer is (zie hieronder). Maar dat verklaart niet waarom juist in regio Haaglanden een verheffing is gezien. Kortom: een verklaring voor de verheffing is er vooralsnog niet.
De naam pagepaaienziekte verklaard
C. psittaci is 1 van de 11 soorten (species) bacteriën die behoren tot de familie Chlamydiaceae. Elke soort binnen deze familie heeft zijn eigen voorkeur voor gastheer. Zo wordt C. abortus bij schapen en geiten gevonden en C. caviae bij cavia’s. De C. psittaci kan gevonden worden bij gevogelte. Alle soorten van de Chlamydiaceae zijn zoönosen, wat betekent dat ze overdragen kunnen worden van dier op mens. Tevens zijn alle infecties met Chlamydiaceae meldingsplichtig, dus zowel bij mens als dier. De meldplicht bij mensen is in het kader van bronopsporing en surveillance. Bij dieren geldt de meldplicht om verspreiding en grootschalige overdracht van dier op mens te voorkomen. Dieren kunnen net als de mens behandeld worden om verspreiding tegen te gaan.
Binnen de C. psittaci zijn er 15 genotypen (varianten) bekend. Alle genotypen hebben weer hun eigen voorkeur voor een gastheer. In de richtlijn psittacose van het LCI (Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding), staat een overzicht van welke species en genotypen bij welke gastheer horen. 2 Genotype A en B komen het meeste voor in Nederland. Genotype B wordt gevonden bij duiven en genotype A bij papegaaien. 3 Hier komt de naam papegaaienziekte vandaan, verwijzend naar ziekte door overdracht van papegaai op mens. 1
Duiven kunnen papegaaienziekte overdragen
Besmettingweg en symptomen van besmetting
De mens kan psittacose krijgen door het inademen van de bacterie C. psittaci. De bacterie wordt door het besmette of zieke dier uitgescheiden in lichaamsvloeistoffen (uitwerpselen, oogvocht of snot). Deze kunnen opdrogen en als stofdeeltjes in de lucht komen, die ingeademd kunnen worden. Dit komt het meeste voor bij het schoonmaken van een hok van besmette of zieke dieren, maar ook bij het direct verzorgen van het dier. Het duurt gemiddeld 5 tot 14 dagen voordat men ziek wordt na blootstelling. Besmetting van mens op mens is zeer onwaarschijnlijk, maar niet onmogelijk. In de internationale literatuur zijn er echter maar 2 casussen omschreven waarbij hoogstwaarschijnlijk sprake was van mens op mens overdracht. Hierbij ging het om zeer ernstig zieke patiënten wiens familieleden en zorgmedewerkers korte tijd later ook besmet raakten. 2
Het risico op besmetting is goed te reduceren door vogelpoep (bijvoorbeeld wanneer er veel duiven in de tuin zitten) op te ruimen zolang het nat is. Ook kunnen beschermende maatregelen genomen worden, zoals een mondkapje dragen. Op de website van het RIVM is hier meer over te lezen. 1
Na besmetting met de bacterie kan de ziekte zonder klachten verlopen, of een beeld veroorzaken variërend van milde, griepachtige klachten tot ernstig ziek zijn met soms zelfs een dodelijke afloop. De meer ernstige ziektebeelden zijn:
- longontsteking,
- ontsteking van de hartspier,
- of bloedvergiftiging waarbij de functies van meerdere organen bezwijken.
Typerend voor een psittacose is dat patiënten bij de longontsteking vaak ook hele hevige hoofdpijn hebben.
Bij een patiënt met een longontsteking die niet goed opknapt met eerste keus antibiotica en waarbij er contact is met dieren, moet er zeker gedacht worden aan een infectie met C. psittaci
Diagnostiek bij een psittacoseverdenking
De richtlijn van het NGH (Nederlands Huisartsen Genootschap) geeft aan dat psittacosediagnostiek ingezet moet worden bij patiënten met hoestklachten en contact met zieke vogels. 4 Ook bij patiënten met aanhoudende klachten ondanks behandeling met antibiotica, moet er gedacht worden aan psittacose. Vooral als er contact met vogels is.
C. psittaci wordt bij de mens aangetoond met een kweek, PCR of serologie. Om een eventuele besmettingsbron te achterhalen wordt er genotypering ingezet. Het genotype kan een indicatie voor de bron geven. Bij een bekende typering en een vermoeden van de bron, kan het dier vervolgens getest worden door de Nederlandse Voedsel en Waren Authoriteit (NVWA), na inschakeling door de GGD. 5 Blijkt het dier C. psittaci bij zich te dragen of er ziek van te zijn, dan bepaalt de NVWA per situatie of het dier behandeld wordt (om hoeveel dieren gaat het, hebben zij een eigenaar, etc.).
De behandeling van psittacose
Psittacose is goed te behandelen met antibiotica. Eerste keuze antibioticum is doxycycline en tweede keuze een macrolide antibioticum, zoals claritromycine of erytromycine. Met adequate antibiotische behandeling is de kans op sterfte zeer laag (< 1%). Om herbesmetting te voorkomen moet de patiënt hygiënemaatregelen nemen ten aanzien van het besmette dier en/of het dier laten behandelen. Of het dier pscittacosevrij is, wordt na het einde van de behandeling getest door de NVWA. 5
Conclusie
In 2021 en 2022 was er een toename van het aantal psittacosemeldingen bij GGD Haaglanden. Deze toename is echter in het eerste halfjaar van 2023 niet meer zichtbaar. Bij de meeste meldingen was sprake van contact met duiven. Een verklaring voor de toename is er vooralsnog niet. Bij een patiënt met een longontsteking die niet goed opknapt bij behandeling met de standaard eerste keus antibiotica en waarbij er contact met dieren is, moet er zeker gedacht worden aan een infectie met C. psittaci. Indien er een psittacose infectie gevonden wordt, is die meldingsplichtig.
Over de auteurs
Drs. S.M. de Visser, AIOS 1ste fase, afdeling Algemene infectiebestrijding, GGD Haaglanden (tot 14 aug 2023);
Drs. S.Y. Marks, AIOS 1ste fase, afdeling Algemene infectiebestrijding, GGD Haaglanden (tot juni 2023).
E-mail: infectieziekten@ggdhaaglanden.nl
Referenties
- RIVM. Papegaaienziekte [Online]. (Bezocht op 06 jul 2023); Hier online beschikbaar.
- RIVM. Psittacose en andere chlamydia-infecties van dierlijke oorsprong – LCI richtlijn [Online]. (Bezocht op 06 jul 2023); Hier online beschikbaar.
- Wageningen University and Research. Psittacose of papegaaienziekte [Online]. (Bezocht op 06 jul 2023); Hier online beschikbaar.
- Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). NHG-standaard Acuut hoesten [Online]. 2011 (Bezocht op 06 jul 2023); Hier online beschikbaar.
- Nederlandse Voedsel en Waren Authoriteit (NVWA). Papegaaienziekte [Online]. (Bezocht op 06 jul 2023); Hier online beschikbaar.
Kop
tekst